Oversterfte door Covid neemt minder snel af dan verwacht
De Prognosetafel AG2024, samengesteld door de Commissie Sterfte Onderzoek, baseert zich op de sterftedata tot en met 2023. Vanaf 2020 kampt Nederland met oversterfte als gevolg van de covid-pandemie. Deze oversterfte kende in de jaren 2022 en 2023 een ander patroon dan in de eerste twee jaren van de pandemie, 2020 en 2021. Bij de publicatie van AG2022, de vorige Prognosetafel, werd voor de langetermijntrend uitgegaan van de Europese data (inclusief Nederland) tot en met 2019, zonder covid-effecten. Voor de korte termijn werd de verwachte sterfte gecorrigeerd met een oversterfteterm die specifiek het effect van de pandemie in Nederland weerspiegelde. Deze benadering is ook toegepast in het model voor AG2024. Deze nieuwe prognosetafel gaat ervan uit dat de oversterfte tijdelijk is en uiteindelijk uitdooft. Dit betekent dat de levensverwachting op lange termijn weer zal aansluiten bij de historische trend.
De keuze om Europese data tot en met 2019 te gebruiken voor de langetermijntrend is gehandhaafd. Er is wel een beperkte update geweest van de sterftecijfers uit die jaren. De wijzigingen in de prognose hebben voornamelijk impact op de korte termijn, zichtbaar in een toename van de sterftekansen bij mensen ouder dan 55 jaar in de eerste prognosejaren. De toename is groter bij vrouwen dan bij mannen. Voor de lange termijn zijn de effecten minimaal: voor pasgeboren jongens en meisjes in 2025 daalt de (cohort)levensverwachting met 0,1 jaar. Jongens worden gemiddeld 90,2 jaar, meisjes 92,9 jaar. De invloed op pensioenvoorzieningen en -premies zijn gering. Voor een gemiddeld fonds zal de pensioenvoorziening tot ongeveer 0,2% dalen. Voor de premie zal die daling maximaal 0,1% zijn. Deze effecten nemen toe met de leeftijd, waardoor pensioenfondsen met voornamelijk gepensioneerden iets grotere effecten kunnen zien.