Invaren en daarna: scheiden de wegen van de accountant en de actuaris?
Invaren en daarna: scheiden de wegen van de accountant en de actuaris?
Artikel F.J.J. Glorie (RA) en W. Kevelam (RA) van KPMG
In deze bijdrage staan wij stil bij de wijze waarop de Wet toekomst pensioenen (Wtp) invloed heeft op de jaarrekening van pensioenfondsen en de controle hiervan. Van oudsher zijn in de jaarrekeningcontrole belangrijke rollen weggelegd voor de accountant en de actuaris. Met de invoering van de Wtp verandert onvermijdelijk de interactie tussen beide rollen. Markeert het invaren het einde van een tijdperk of is er toekomst voor de actuaris in de accountantscontrole van pensioenfondsen?
Relatie Accountant en Actuaris in historisch perspectief
Het vraagstuk rondom de relatie tussen de accountant en de actuaris bij de jaarrekeningcontrole kent een lange historie. Reeds in 1930 publiceerde De Goey een bijdrage onder de titel De positie van den accountant tegenover de wiskundige reserve der levensverzekeringsmaatschappij. De Pensioen- en spaarfondsenwet 1952 voorzag in een jaarlijkse accountantscontrole, maar voor de actuariële toetsing kon worden volstaan met eens in de vijf jaar. Omdat een accountant geacht werd niet over voldoende actuariële deskundigheid te beschikken, was de inzet van een actuarieel deskundige noodzakelijk. In 1955 bracht de beroepsorganisatie van accountants een circulaire uit waarin stond dat de accountant geen goedkeurende verklaring kon afgeven bij een jaarrekening van een pensioenfonds als er geen actuariële toetsing had plaatsgevonden. Na enkele jaren van overleg tussen de beroepsgroepen kwam het in 1965 tot een gezamenlijke publicatie onder de naam De verhouding van de openbare accountant tot de actuaris. De actuariële analyse werd als een krachtig controlemiddel voor beide partijen gezien.